
Jurisprudentie
BB1238
Datum uitspraak2007-08-01
Datum gepubliceerd2007-08-07
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers270287 / F1 RK 06-2377
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-08-07
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers270287 / F1 RK 06-2377
Statusgepubliceerd
Indicatie
Termijn van 1 jaar na de geboorte om procedure ontkenning wettigheid in te stellen ex artikel 1:200, vijfde lid, BW, in strijd met artikel 8 EVRM. DNA-onderzoeksrapport voldoet niet aan de vereisten voor rapportage.
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector civiel recht
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 1 augustus 2007
Zaak- / Rekestnummer: 270287 / F1 RK 06-2377
Beschikking in de zaak van:
[verzoekster] hierna de moeder,
wonende te [woonplaats],
procureur mr. E.E. Rietveld,
t e g e n
[gerequestreerde], hierna gerequestreerde,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet verschenen.
In deze zaak is als bijzondere curator opgetreden: mr. M.I. Agema, advocaat te Rotterdam.
Het verloop van de procedure
Op 6 september 2006 is ter griffie ingekomen een verzoekschrift met bijlagen van de moeder ertoe strekkende de ontkenning van het vaderschap ten aanzien van gerequestreerde met betrekking tot na te noemen minderjarige gegrond te verklaren.
Binnen de door de rechtbank gestelde termijn is geen verweerschrift van gerequestreerde ingekomen.
Bij beschikking van deze rechtbank van 3 november 2006 is mr. M.I. Agema, advocaat te Rotterdam, benoemd tot bijzondere curator over na te noemen minderjarige.
De bijzondere curator heeft een verweerschrift, tevens houdende een zelfstandig verzoek ingediend.
De officier van justitie heeft een conclusie genomen.
De zaak is behandeld op 18 juli 2007.
Ter zitting zijn de moeder, de advocaat van de moeder en de bijzondere curator verschenen. Tevens is verschenen [X], Nederlandse nationaliteit, geboren op […] 1971 te […] (Ethiopië), die door de moeder als biologische vader wordt aangewezen.
Gerequestreerde is op de juiste wijze opgeroepen en is niet ter zitting verschenen.
Van de zijde van de moeder zijn na de zitting twee brieven met bijlagen ingekomen, gedateerd 24 juli 2007 en 27 juli 2007.
De vaststaande feiten
De moeder is in 1994 uit Ethiopië gekomen en heeft zich in Nederland gevestigd. Zij heeft de Nederlandse nationaliteit.
De [minderjarige] is op […] 2003 te […] geboren uit de moeder, terwijl de moeder formeel nog gehuwd was met gerequestreerde.
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 30 mei 2005 is tussen de moeder en gerequestreerde met betrekking tot het huwelijk dat op 12 maart 2002 te Yerga Cheffe (Ethiopië) is gesloten, de echtscheiding uitgesproken.
Op 30 december 2005 is deze beschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
De moeder heeft een rapport van BSURE te Purmerend d.d. 6 maart 2007 overgelegd.
De beoordeling
Ontvankelijkheid
De bijzondere curator heeft gesteld dat de moeder niet in haar verzoek kan worden ontvangen omdat zij het verzoek te laat heeft ingediend.
De bijzondere curator heeft overigens namens de minderjarige bij zelfstandig verzoek de gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap verzocht.
Nu het verzoek ontkenning vaderschap door de moeder niet binnen één jaar na de geboorte van de minderjarige ter griffie is gedaan, zou de moeder bij toepassing van het bepaalde in artikel 1:200, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek, niet in haar verzoek kunnen worden ontvangen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten omdat zij van oordeel is dat aldus aan de moeder een procedure zou worden onthouden, welke zij ingevolge artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in verband met het daarin neergelegde beginsel van “family life”, geacht wordt ook na genoemde termijn gerechtigd te zijn in te stellen. Niet valt immers in te zien dat de moeder, indien zij ertoe wil overgaan de familiebetrekkingen op de juiste wijze formeel te laten vaststellen, hetgeen onder de reikwijdte van het verdrag valt, daarin zou mogen worden belemmerd door een termijn als vorenvermeld.
De rechtbank acht de moeder derhalve ontvankelijk in haar verzoek.
Het verzoek
De moeder heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat gerequestreerde niet de verwekker is van de minderjarige […] en dat hij evenmin geacht kan worden te hebben ingestemd met de daad van de moeder die de verwekking van de minderjarige […] tot gevolg heeft gehad.
De moeder heeft verklaard dat [X] de biologische vader van [de minderjarige] is.
[X] heeft eveneens ter zitting verklaard dat hij de biologische vader van [de minderjarige] is.
Ter zitting heeft de bijzondere curator gesteld dat zij, ook afgezien van de resultaten van vermeld onderzoek van BSURE, niet twijfelt aan de verklaringen van de moeder en [X], dat niet gerequestreerde maar [X] de biologische vader van de minderjarige is.
De rechtbank ziet in het onderhavige geval geen reden aan de juistheid van de verklaringen van de moeder en [X] inzake het vaderschap van [X] van [de minderjarige] te twijfelen.
De rechtbank zal derhalve het verzoek van de moeder en het zelfstandig verzoek van de bijzondere curator tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van gerequestreerde van de minderjarige reeds in verband met het vorenstaande toewijzen.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat het door de moeder overgelegde rapport, hoewel dit op zichzelf bruikbare elementen lijkt te bevatten, als geheel niet door de rechtbank kan worden aangewend voor de vaststelling van het vaderschap, nu uit het rapport niet de feitelijke gang van zaken van het onderzoek blijkt, zulks omdat een exacte beschrijving van het onderzoek ontbreekt, terwijl in het rapport verder, hetgeen niet mag ontbreken, niet de persoon en de deskundigheid en de beëdiging van de individuele onderzoeker is vermeld.
Voor de rapportagevereisten moge bij wijze van voorbeeld worden verwezen naar de rapportage van het Gerechtelijk Laboratorium in bijvoorbeeld artikel 8 Wegenverkeerswet-procedures.
De beslissing
Wijst toe het verzoek van de moeder en het zelfstandig verzoek van de bijzondere curator, tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van [gerequestreerde] van de minderjarige […], geboren op […] te […].
Gelast de griffier een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Vlaardingen op de voet van het bepaalde in artikel 1:20e, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.
Deze beschikking is gegeven door mr. De Groot, rechter tevens kinderrechter, in bijzijn van mr. Daams, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift door tussenkomst van een procureur ter griffie van het Gerechtshof te Den Haag.
Door de verzoeker en de verschenen belanghebbenden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking; door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.